Richtlijn:Video digitaliseren

Uit Cultureel Erfgoed Standaardentoolbox
(Doorverwezen vanaf Richtlijn:Video digitaliseren)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Bij de digitalisering van een analoge video-opname wordt de spanning van een elektrisch signaal, opgewekt door het afspelen van een magneetband, op regelmatige tijdstippen, gemeten, omgezet in een binair getal en vastgelegd in een digitaal bestand. Deze reeks binaire getallen laat toe om het elektrisch signaal op een later tijdstip te reconstrueren. Analoge video-opnames worden meestal gedigitaliseerd omdat de magneetbanden waarop ze bewaard worden in zeer slechte staat zijn die verloren dreigen te gaan. Door video-opnames te digitaliseren kan je ze alsnog bewaren en aan het publiek beschikbaar te stellen.

Deze richtlijn is van toepassing op het digitaliseren van video-opnames in erfgoedcollecties, waar de kwaliteit van de digitale reproductie voldoende hoog moet zijn om het analoge origineel in geval van verlies te vervangen en het formaat van de digitale reproductie duurzaam genoeg om op lange termijn bewaard te worden. Deze richtlijn bevat specifieke minimum- en aanbevolen standaarden voor de omzetting van analoge video-opnames in een digitaal videobestand, registratie van identificatie- en beheersgegevens, en verschillende versies van het digitale bestand voor archivering, reproductie en raadpleging. Aanvullend worden ook specifieke aanbevelingen gemaakt voor het omzetten van digitale video-opnames van magneetbanden naar een videobestand.

1. Beschrijf de collectie video-opnames

Verzamel eerst de nodige gegevens (metadata) over de video-opnames die je wil digitaliseren, voor je aan de eigenlijke omzetting van analoog naar digitaal begint. Vorm jezelf een beeld van de videocollectie als geheel en van de afzonderlijke video-opnames. Deze gegevens heb je nodig om de collectie te ontsluiten en om de kostprijs en tijdsduur van het gehele digitaliseringsproject in te schatten.

Minimumrichtlijn

  • Beschrijf je collectie op (deel)collectieniveau. Bepaal het aantal en het type van je materiaal. Onderscheid eventueel deelcollecties. Hierbij kan de richtlijn (deel)collecties registreren je helpen. Breng aantallen en eventuele schade of slijtage in kaart om de kostprijs en tijdsduur van het gehele digitaliseringsproject in te schatten.
  • Beschrijf de collectie op de niveaus waarop ze ontsloten wordt. Wanneer je bijvoorbeeld een video-interview ontsluit dat uit verschillende sessies bestaat als een geheel, moeten die sessies ook als een geheel beschreven worden. Dit is noodzakelijk om de digitale video-opnames online te kunnen identificeren en vindbaar te maken.

Aanbevolen richtlijn

  • Hou je aan het 1-op-1-principe: een metadatarecord beschrijft óf de inhoud van de video-opname (m.a.w. wat er op de videoband is vastgelegd) óf de originele drager van de video-opname (m.a.w. de videoband) óf de digitale reproductie (m.a.w. de digitale kopie) van de video-opname. Voor hiërarchisch beschreven video-opnames geldt hetzelfde: een metadatarecord beschrijft óf de collectie óf een reeks opnamesessies óf een video-opname.
  • Beschrijf de collectie op de niveaus waarop de video-opname in een digitaal bestand vastgelegd wordt. Wanneer bijvoorbeeld een video-interview uit verschillende sessies bestaat die in aparte digitale bestanden bewaard worden, voorzie dan voor elk digitaal bestand de noodzakelijke metadata om de opnamesessie te identificeren. Dit is noodzakelijk om zoekresultaten te kunnen koppelen aan het juiste digitale bestand.
  • Gebruik, naargelang de aard van de collectie video-opnames, de geschikte standaard datastructuur voor de beschrijving van de collectie. Maak daarbij gebruik van de richtlijnen voor het registreren van objecten (bv. voor videokunst), de aanmaak van een bibliotheekcatalogus (bv. voor het beschrijven van televisieseries op dvd) of een archiefinventaris (bv. een collectie veldopnames van een antropologisch onderzoek).
  • Maak gebruik van datastructuren, beschrijvingsregels en terminologieën die specifiek ontwikkeld werden voor video-opnames:
    • Maak gebruik van de EN15744 standaarddatastructuur voor de basisregistratie van video-opnames.
    • Maak gebruik van de EN15907 standaarddatastructuur voor de beschrijving van film- en videoproducties.
    • Maak gebruik van de EBUCORE standaarddatastructuur voor de beschrijving van tv-uitzendingen.
    • Maak gebruik van de IASA Cataloguing Rules voor het beschrijven van video-opnames in een bibliotheekcatalogus.
    • Maak gebruik van de FIAF Cataloguing Rules voor het beschrijven van film- en videoproducties.


2. Maak een 'eerste' moederbestand

Dit 'eerste' moederbestand is de eerste digitale kopie van de originele video-opname en vormt de basis voor alle verdere kopieën. Dit moederbestand ontstaat door omzetting van een analoge video (bv. VHS, 3/4 U-matic, Video 8 of Betacam SP) of digitale video (bv. Digital Betacam of MiniDV) naar een digitaal bestandsformaat. Bewaar tijdens het digitaliseringstraject steeds een onbewerkte versie van het moederbestand. Hou het origineel (m.a.w. de videoband) bij zolang je geen sluitende zekerheid hebt over de kwaliteit en de langetermijnbewaring van het archiveringsbestand. Omdat videodragers vaak kwetsbaar zijn en de afspeelapparatuur snel veroudert, komt het digitaliseren van video over het algemeen neer op substitutiedigitalisering.

Hou bij het vastleggen van de kwaliteitseisen voor het moederbestand rekening met de doelstellingen van je digitaliseringsproject. Stel vast op welke manieren het moederbestand de originele video-opname moet representeren:

  • het digitale videobestand dient enkel om de inhoud van de originele video-opname te ontsluiten;
  • het digitale videobestand dient een betrouwbare weergave te zijn van de originele video-opname;
  • het digitale videobestand dient de originele video-opname in geval van verlies of beschadiging te vervangen.

Stel de kwaliteitseisen voor het moederbestand niet bij in functie van de beschikbare budgetten, technologie en kennis, maar zorg dat je voldoende opslagcapaciteit, hard- en software en IT-vaardigheden in huis hebt om de doelstellingen van je project te realiseren.

Hou deze overwegingen in het achterhoofd bij het maken van de volgende keuzes:

2.1 Controleer het bronmateriaal en stel de digitaliseringsapparatuur in

Om het beoogde kwaliteitsniveau te behalen is het niet alleen belangrijk dat het bronmateriaal in een zo goed mogelijke conditie is, maar ook dat de digitaliseringsapparatuur correct wordt ingesteld. Voer daarom steeds de volgende controles uit:

Minimumrichtlijn

  • Inspecteer en reinig de videobanden met daarvoor ontworpen reinigingstoestellen vooraleer je start met de digitalisering ervan. De aanwezigheid van stofdeeltjes en ander vuil kan resulteren in kwaliteitsverlies (cf. drop-outs, het tijdelijk wegvallen van het videosignaal).
  • Reinig de afspeelkoppen van het afspeeltoestel.
  • Controleer of de digitaliseringsapparatuur correct is aangesloten. De uitgangen van het videotoestel kunnen bijvoorbeeld afhankelijk zijn van het type analoog videosignaal (bv. composiet, component of Y/C). Gebruik voor verouderde digitale tapeformaten (zoals Digital Betacam, D1, D2 en D3) de Serial Digital Interface (SDI) uitgang van het afspeeltoestel. Op afspeeltoestellen voor analoge formaten hebben vanzelfsprekend geen SDI-uitgang. Analoge afspeeltoestellen kunnen via de Time Base Corrector (TBC) aangesloten worden op een afspeeltoestel voor Digital Betacam, dat dan vervolgens wel via de SDI-uitgang kan verbonden worden met de videocaptatiekaart of het videocaptatietoestel. Voor (digitale) DV-formaten (zoals DVCAM en MiniDV) is het aanbevolen om niet de SDI-uitgang maar de Firewire-uitgang van het DV-afspeeltoestel te gebruiken.
  • Controleer of de drager en het signaal van de video-opname correct geïdentificeerd zijn en overeenstemmen met de afspeel- en digitaliseringsapparatuur[1].
  • Gebruik eenTime Base Corrector (TBC). Dit is een toestel dat tussen de afspeelapparatuur en het digitaliseringsapparaat wordt geplaatst om instabiele signalen te stabiliseren. Analoge videosignalen op oude videotapes zijn immers vaak niet stabiel genoeg om te worden overgenomen door moderne videoapparatuur. Gebruik een goede Time Base Corrector (TBC), en probeer indien mogelijk testen te doen met meerdere TBC-toestellen om te bepalen welk toestel het beste resultaat geeft in combinatie met een bepaald afspeeltoestel. Hou er wel rekening mee dat het gebruik van een Time Base Corrector (TBC) het beeld mogelijk met één frame vertraagt. Controleer dus bij het gebruik van een Time Base Corrector (TBC) of het geluid nog synchroon loopt met het beeld, en vertraag eventueel het geluid in gelijke mate met het beeld opdat beiden terug synchroon lopen.
  • Vermijd subjectieve beslissingen bij het instellen van de helderheid en kleuren. Stel de helderheid en kleuren af met behulp van een waveform vectorscoop in combinatie met een gekalibreerde videomonitor en een Time Base Corrector (TBC). Met sommige TBC-toestellen kun je niet alleen de sterkte van het videosignaal aanpassen, maar ook het zwartniveau, de chrominantie en de kleurfase. Streef naar het benaderen van de originele kwaliteit en niet een verbeterde kwaliteit. Als een kleurenbalk aanwezig is op de videotape, stel dan de kleuren af met behulp van deze kleurenbalk en een waveform vectorscoop. Controleer wel steeds dat of de kleurenbalk daadwerkelijk een relatie heeft tot de rest van de opnamen op de originele drager en niet foutief is mee gekopieerd. Als er geen kleurenbalk aanwezig is op de videotape, gebruik dan een testtape met een kleurenbalk om de apparatuur af te stellen vooraleer je begint met digitaliseren. Respecteer bij het instellen van de helderheid en kleuren gangbare standaarden als de ITU Recommendation BT.601 / 709[2] en de EBU Technical Recommendation R103-2000.[3]

Aanbevolen richtlijn

(geen aanbevelingen van toepassing)

2.2 Bepaal het containerformaat

Het containerformaat bepaalt bij videomateriaal de wijze waarop de digitaal gecodeerde beeld- en geluidsignalen verpakt worden in een computerbestand. De 'container' of 'wrapper' is als een envelop die verschillende componenten bevat: o.a. het beeldsignaal, het geluidssignaal en de ondertiteling. De verschillende signalen kunnen daarbij gebruik maken van verschillende codecs. Merk op dat niet alle containerformaten compatibel zijn met alle codecs. Bij het moederbestand is het belangrijk om een containerformaat te kiezen dat je eenvoudig kan omzetten naar de gewenste archiverings-, reproductie- en raadplegingsformaten. Kies een containerformaat in functie van de tools en expertise die je daarvoor in huis hebt.

Minimumrichtlijn

  • Gebruik een containerformaat dat geschikt is voor het verpakken van ongecomprimeerde of lossless gecomprimeerde video- en audiostreams.
  • Gebruik een containerformaat dat voldoende technische metadata kan bevatten om de verpakte video- en audiostreams te documenteren.
  • Verifieer of je over de nodige tools en expertise beschikt om het moederbestand te transcoderen naar het gewenste formaat voor het archiverings-, reproductie- en raadplegingsbestand.
  • Gebruik een containerformaat dat toelaat om het oorspronkelijke aantal audiokanalen te behouden. Bewaar een geluidsopname in mono als een opname met twee identieke kanalen (dubbel mono); beide kanalen moeten in fase zijn.

Aanbevolen richtlijn

  • Gebruik een open en goed gedocumenteerd containerformaat. Maar verifieer steeds of het formaat over de noodzakelijke functionaliteiten beschikt, of je de tools en expertise hebt om het formaat te transcoderen, en of het formaat door het digitaliseringslab tegen een redelijke kostprijs geleverd kan worden.
  • Gebruik containerformaten waarvoor open-source tools beschikbaar zijn om het bestand te transcoderen. Hierdoor verzeker je dat je steeds toegang hebt tot tools om je videobestanden te beheren.
  • Aanbevolen containerformaten zijn: [4]
    • MKV wanneer je een open containerformaat verkiest. MKV kan virtueel elke bitstream verpakken, maar er zijn nog maar weinig best practices uit de erfgoedsector bekend. De software voor het transcoderen en valideren van MKV is vrij beschikbaar.
    • MXF wanneer je het videomateriaal voornamelijk voor de omroep- en filmsector beschikbaar stelt. MXF is een containerformaat waarvan de specificaties tegen betaling beschikbaar zijn bij SMPTE en dat wordt gebruikt om een aantal verschillende audio- en video bitstreams, ondertitels en descriptieve metadata te verpakken. MXF is theoretisch een codec-agnostische container en hij kan, zoals eerder vermeld, gebruikt worden om video in verschillende encoderingen te verpakken, zoals bijvoorbeeld ongecomprimeerde video, MPEG-2 of JPEG2000 in lossy en lossless modus. De profielspecificaties voor gebruik met video zijn nog steeds zeer nauw verbonden met de hardware en de software die werd gebruikt voor de instroom en de creatie van de videobestanden. Om het risico op problemen met de uitwisselbaarheid te beperken is het aanbevolen om gebruik te maken van het OP1a profiel. Hou er echter rekening mee dat er verschillende versies bestaan van het OP1a profiel die specifiek zijn voor producenten van videosoftware. Als je MXF wil gebruiken als containerformaat voor je archiveringsbestand, zorg dan dat je het kan gebruiken en transcoderen met open source software (bv. FFmpeg or LibAVI) om niet afhankelijk te zijn van specifieke propriëtaire software.
    • AVI of MOV wanneer je slechts over beperkte expertise en tools beschikt om videobestanden af te spelen en te transcoderen. Beiden zijn gesloten formaten, maar de specificaties zijn vrij beschikbaar en ze worden door vrijwel alle mediaspelers voor respectievelijk Linux, Windows en Mac ondersteund. AVI is een eenvoudige container met een beperkt aantal eigenschappen. AVI biedt bijvoorbeeld geen gestandaardiseerde manier om de informatie met betrekking tot de aspect ratio van een video bit stream te encoderen. Dit betekent dat wanneer een bestand wordt afgespeeld in bijvoorbeeld VLC of Quicktime spelers, de juiste aspect ratio voor weergave niet automatisch wordt geselecteerd. AVI steunt op de codec om de aspect ratio voor weergave weer te geven.

2.3 Bepaal de codering van het videosignaal

De codering van het videosignaal omvat de parameters die gebruikt worden om het originele videosignaal om te zetten in een discreet signaal, in het bijzonder de bemonsteringsfrequentie (sample rate), beeldsnelheid (frame rate), beeldgrootte (frame size), beeldverhouding (aspect ratio) en bitdiepte (bit depth).

Minimumrichtlijn

  • Gebruik een open codec zonder compressie of met lossless compressie voor de codering van het videosignaal. Lossy compressie wordt in het ‘eerste’ (tijdelijke) moederbestand afgeraden omdat digitalisering van video over het algemeen de substitutie van het analoge origineel beoogt. In dat geval moet elk verlies aan beeldinformatie voorkomen worden.
  • Gebruik voor het videosignaal een bitdiepte (bit depth) van 10 bits. Een uitzondering hierop is Betacam IMX omdat uit testen is gebleken dat de laatste twee bits steeds leeg zijn. In dit geval volstaat dus een bitdiepte van 8 bits.
  • Behoud de oorspronkelijke beeldgrootte (frame size) van de video. Vermijd dus dat het beeld wordt vergroot of verkleind.
  • Behoud de oorspronkelijke beeldverhouding (aspect ratio) van de video. Maak, indien nodig, gebruik van letter- of pillarboxes.
  • Behoud de oorspronkelijke beeldsnelheid (frame rate) van de video.
  • Behoud het oorspronkelijke beeldtype (frame type) van de video. Vermijd dus interlacing als het origineel niet interlaced (dus progressive) is en vermijd ook deinterlacing als het origineel wel interlaced is. Bij de digitalisering van video zal het origineel bijna steeds interlaced zijn.
  • Behoud de oorspronkelijke veldorde (field order) van de video indien het origineel interlaced is.
  • Gebruik voor de digitalisering van analoog naar digitaal standaard 4:2:2 chroma subsampling, in overeenstemming met de ITU Recommendation BT.601 (vroeger gekend als de CCIR 601-standaard).
  • Gebruik voor transcodering van digitale videobanden naar digitale videobestanden de chroma subsampling die gebruikt wordt door de digitale videoband (bijvoorbeeld voor Digital Betacam is dit 4:2:2, voor DV 4:1:1 bij NTSC of 4:2:0 bij PAL).

Aanbevolen richtlijn

  • Gebruik de lossless FFV1 codering. De codecs en specificaties zijn beschikbaar via de ffmpeg-bibliotheek die door de meeste open source mediaspelers gebruikt wordt.
  • Gebruik de lossless JPEG2000 codering. Gebruik bij voorkeur de OpenJpeg-bibliotheek voor het maken van JPEG2000-streams.
  • Wanneer je gebruik maakt van gepatenteerde ongecomprimeerde of lossless codecs (zoals bv. de codecs die worden gebruikt door de populaire video captatie systemen van AJA Video Systems of Blackmagic Design, neem dan de volgende richtlijnen in acht:
    • Voorzie dat je de bestanden met de gepatenteerde codecs kan gebruiken en transcoderen met open source software (bv. FFmpeg or Libav) om niet afhankelijk te zijn van specifieke propriëtaire software.
    • Zorg dat je over de noodzakelijke codecs en expertise beschikt om het ‘eerste’ (tijdelijke) moederbestand op korte termijn te transcoderen naar de aanbevolen archiveringsformaten en -codecs.
    • Indien je het ‘eerste’ (tijdelijke) moederbestand niet op korte termijn kan transcoderen, volg dan nauwgezet de ondersteuning van de codecs door hard- en softwareproducenten en voorzie dat je tijdig kan transcoderen wanneer de ondersteuning wegvalt.
  • Voor 'born digital video' in een DV-formaat (zoals DVCAM en MiniDV) is het een valabele optie om de DV-codec (met de daaraan verbonden lossy compressie) te behouden. DV is een lossy codec, maar is een standaard die is gepubliceerd en wordt ondersteund door de belangrijkste producenten van zowel hardware als software. Bij de digitalisering van DV-formaten is het aanbevolen is om de volgende richtlijnen in acht te nemen:[5]
    • Gebruik in tegenstelling tot bij de digitalisering van andere digitale tapeformaten (zoals Digital Betacam, D1, D2 en D3) niet de SDI-uitgang maar de Firewire-uitgang van het DV-afspeeltoestel. Op die manier wordt de DV-tape benaderd als digitale data (en niet als een videosignaal) en wordt alle data gemigreerd in zijn oorspronkelijke formaat. [6]
    • Voorzie dus dat je de bestanden met de DV-codec kan gebruiken en transcoderen met open source software (bv. FFmpeg or LibAVI) om niet afhankelijk te zijn van specifieke propriëtaire software.
    • Om het aantal verschillende types van archiveringsbestanden beperkt te houden, kun je mogelijk overwegen om ze te harmoniseren en bestanden, en om bestanden met een DV-codec te transcoderen naar een ander aanbevolen archiveringsformaat en -codec. Hou hierbij echter rekening dat je dan een aantal voordelen van het behoud van de oorspronkelijke DV-codec mist. Als je toch wenst te transcoderen naar een ander aanbevolen archiveringsformaat en –codec, zorg dat je dan over de noodzakelijke codecs en expertise beschikt.
  • Vermijd ruisonderdrukking of andere restauratie-ingrepen op het originele videosignaal bij de aanmaak van het moederbestand.

2.4 Bepaal de codering van het geluidssignaal

De codering van het geluidssignaal omvat de parameters die gebruikt worden om het analoge geluidssignaal om te zetten in een discreet signaal, in het bijzonder de bemonsteringsfrequentie (sample rate) en de bitdiepte (bit depth).

Minimumrichtlijn

Aanbevolen richtlijn

  • Vermijd ruisonderdrukking of andere restauratie-ingrepen op het originele geluidssignaal bij de aanmaak van het moederbestand.

2.5 Bepaal de bestandsnaam

De bestandsnaam is een reeks karakters die een digitaal bestand identificeren. Bepaal voor je organisatie een eenduidige structuur voor bestandsnamen en communiceer deze naar alle medewerkers.

Minimumrichtlijn

  • De bestandsnaam moet elk digitaal bestand in de collectie van je organisatie uniek identificeren.
  • Gebruik enkel letters, cijfers, liggend streepje ( _ underscore) of koppelteken (- "hyphen"). Gebruik geen speciale tekens zoals bv. haakjes, streepjes en leestekens. Die tekens hebben vaak specifieke betekenissen voor dataverwerkende scripts of software en kunnen dus onvoorspelbare effecten hebben. Vermijd ook diakritische tekens (accenten, trema's).
  • Gebruik een betekenisloze structuur (bv. een unieke reeks cijfers en/of letters) of een betekenisvolle structuur met een zo beperkt mogelijk aantal onderdelen (bv. identificatienummer TV-reesk en volgnummer aflevering).

Aanbevolen richtlijn

  • Gebruik betekenisloze bestandsnamen om de digitaliseringsworkflow eenvoudig te houden. Uit de praktijk blijkt dat betekenisvolle bestandsnamen eerder hinderlijk zijn voor een vlotte digitaliseringsworkflow. Bovendien heeft een complexe naamgeving invloed op de kostprijs van de digitalisering, omdat in het werkproces dan meer tijd kruipt. Indien mogelijk werk je dus met betekenisloze namen, bijvoorbeeld doorlopende nummers.
  • Gebruik betekenisvolle bestandsnamen wanneer deze bestandsnamen reeds verspreid zijn in verschillende computersystemen, bv. via aggregatie van de metadata. Hierdoor vermijd je dat je data op verschillende plaatsen moet updaten.
  • Neem in de bestandsnaam een code op die verwijst naar de naam van de erfgoedorganisatie die de video-opname bewaart.

2.6 Registreer structurele metadata over de video-opname

Structurele metadata bevatten informatie over de structurele samenhang van de onderdelen van een video-opname, zoals bijvoorbeeld de verschillende video-, geluid- en ondertitelingsstreams, maar bijvoorbeeld ook een reeks opnames die een geheel vormen. De registratie van structurele metadata is noodzakelijk om de structuur van de oorspronkelijke video-opname digitaal te reconstrueren.

Minimumrichtlijn

  • Gebruik een gestructureerd tekstbestand (CSV of XML) om structurele informatie over een gedigitaliseerd video-opname te bewaren.
  • Gebruik de bestandsnaam alleen om structurele metadata over eenvoudige video-opnames te bewaren. Beperk de structurele informatie tot een volgnummer dat bijvoorbeeld verwijst naar de reeks sessies die samen een video-opname vormen.
  • Vermijd het gebruik van een hiërarchische mappenstructuur om de structuur van een gedigitaliseerde video-opname te registreren.

Aanbevolen richtlijn

  • Gebruik het METS XML Schema om complexe structuren van videobestanden te registreren.
  • Gebruik het PREMIS XML Schema om, naast administratieve gegevens, ook structurele gegevens te bewaren.

3. Registreer administratieve metadata over de video-opname

Om de lange termijn bewaring, preservering en de toegankelijkheid van de gedigitaliseerde video-opname te verzekeren is het noodzakelijk om enkele administratieve gegevens over de opname te registreren. Deze metadata geldt als een soort 'editievermelding' of 'verantwoording' bij de digitale kopie van het origineel en omvat informatie over de rechten die op de digitale kopie berusten, technische metadata over de wijze waarop de digitale kopie is vervaardigd en preserveringsdata die nodig is om de integriteit en authenticiteit van de digitale kopie op lange termijn te verzekeren.

Minimumrichtlijn

  • Bepaal welke administratieve en structurele metadata worden bewaard.
  • Gebruik bestaande datastructuren. Als je zelf een datastructuur ontwikkelt of een bestaande datastructuur aanpast, zorg dan voor een uitvoerige documentatie (bv. welke velden zijn er? wat betekenen ze? en hoe worden ze ingevuld?).
  • Als je administratieve en structurele metadata apart van het videobestand bewaart, gebruik hiervoor dan een gestructureerd tekstbestand (bv. XML, CSV of databasebestand).
  • Als je administratieve en structurele metadata in het videobestand zelf bewaart, gebruik dan de standaardtags die door het containerformaat gespecifieerd worden (bv. MKV, MXF, AVI of MOV).

Aanbevolen richtlijn

  • Gebruik identificatiesoftware zoals MediaInfo en FFprobe om technische metadata te extraheren en te identificeren.
  • Gebruik de PREMIS standaard datastructuur om de technische, juridische en preserveringsmetadata vast te leggen.

4. Maak archiverings-, reproductie- en raadplegingsbestanden

Op basis van het 'eerste' moederbestand maak je een reeks bestanden die het eindproduct van je digitaliseringsproject vormen. Maak bij het bepalen van kwaliteitseisen voor eindproducten onderscheid tussen drie types:

  • Het archiveringsbestand is een digitale kopie in de hoogst mogelijke kwaliteit - bij voorkeur voldoende hoog om het origineel in geval van vernietiging of beschadiging te vervangen.
  • Het reproductiebestand is een (afgeleid) moederbestand dat je zelf gebruikt wordt voor het maken van verschillende soorten raadplegingsbestanden.
  • Het raadplegingsbestand is een digitale kopie die gebruikt wordt om een video-opname digitaal ter beschikking te stellen.

Hou bij het maken van raadplegingsbestanden ook rekening met juridische beperkingen van auteursrechten op video-opnames, de richtlijnen voor het publiceren van een website en open data.

Minimumrichtlijn

  • Gebruik voor het archiveringsbestand een open containerformaat en codec. Dit waarborgt dat bestanden op lange termijn toegankelijk blijven.
  • Gebruik voor het reproductiebestand een open en goed ondersteund containerformaat en codec.
  • Gebruik voor het raadplegingsbestand een containerformaat en codec die in elke gangbare browser of mediaspeler leesbaar zijn.

Aanbevolen richtlijn

  • Aanbevolen containerformaten en codecs voor archiverings- en reproductiebestanden:
    • MKV-containerbestand met lossless FFV1-codering voor het videosignaal en LPCM codering voor het geluidsignaal. Deze combinatie gebruikt enkel open standaarden en tools voor het afspelen en transcoderen die vrij beschikbaar zijn via de ffmpeg-bibliotheek.
    • MXF-containerbestand met losssless JPEG2000-codering voor het videosignaal en LPCM codering voor het geluidsignaal. Deze combinatie biedt uitgebreide mogelijkheden voor het maken van verschillende, lossy raadplegingsbestanden. Om het risico op problemen met de uitwisselbaarheid te beperken is het aanbevolen gebruik te maken van het OP1a-profiel. Hou er echter rekening mee dat er verschillende versies bestaan van het OP1a-profiel die specifiek zijn voor producenten van videosoftware. Als je MXF wil gebruiken als containerformaat voor je archiveringsbestand, zorg dan dat je het kan gebruiken en transcoderen met open source software (bv. FFmpeg or LibAVI) om niet afhankelijk te zijn van specifieke propriëtaire software.
    • Wanneer je gebruik maakt van gepatenteerde ongecomprimeerde of lossless codecs (zoals bv. de codecs die worden gebruikt door de populaire videocaptatiesystemen van AJA Video Systems of Blackmagic Design, neem dan de volgende richtlijnen in acht:
      • Voorzie dat je de bestanden met de gepatenteerde codecs kan gebruiken en transcoderen met open source software (bv. FFmpeg or LibAVI) om niet afhankelijk te zijn van specifieke propriëtaire software.
      • Zorg dat je over de noodzakelijke codecs en expertise beschikt om het moederbestand of archiveringsbestand op korte termijn te transcoderen naar de aanbevolen archiverings-, reproductie- of raadplegingsbestanden.
      • Indien je het moederbestand niet op korte termijn kan transcoderen, volg dan nauwgezet de ondersteuning van de codecs door hard- en softwareproducenten en voorzie dat je tijdig kan transcoderen wanneer de ondersteuning wegvalt.
  • Aanbevolen containerformaten en codecs voor raadplegingsbestanden:
    • AVI en MOV zijn containerformaten die door vrijwel alle tools voor respectievelijk Linux, Windows en Mac ondersteund worden. AVI is een eenvoudige container met een beperkt aantal eigenschappen. AVI biedt bijvoorbeeld geen gestandaardiseerde manier om de informatie met betrekking tot de aspect ratio van een video bit stream te encoderen. Dit betekent dat wanneer een bestand wordt afgespeeld in bijvoorbeeld VLC of Quicktime spelers, de juiste aspect ratio voor weergave niet automatisch wordt geselecteerd. AVI steunt op de codec om de aspect ratio voor weergave weer te geven.
    • De h.262 en h.264 videocodecs zijn twee industriestandaarden die breed ondersteund worden. Met name in commerciële videoproductie, digitale televisie en op het web, worden deze twee videocoderingen veel gebruikt.
      • h.262 wordt ook aangeduid als het MPEG-2 formaat en wordt typisch gebruikt in digitale televisie, door professionele videocamera's die het XDCAM en MPEG IMX formaat gebruiken en in Blue-Ray Discs.
      • h.264 wordt ook aangeduid als het MPEG-4 AVC formaat en wordt typisch gebruikt in Blu-ray Discs, HDTV, Digital Cinema en door videostreamingdiensten als Vimeo, YouTube en iTunes.
    • HTML 5 biedt ondersteuning voor de integratie van video in een webpagina. Daarbij werd getracht om een consensus te bouwen rond het gebruik van een specifieke open, lossy codec. Die consensus werd vooralsnog niet bereikt maar kandidaten zijn:
    • Voor raadplegingsbestanden is het beter om interlaced video te deinterlacen. Op computerscherm wordt video sowieso gedeinterlaced. Maar het is beter om dat proces zelf te bepalen en het raadplegingsbestand progressive te coderen in plaats van te vertrouwen op de deinterlacing door het beeldscherm van de gebruiker.
    • Op hedendaagse beeldschermen kan bij raadplegingsbestanden het gedeelte in de overscan voor ongewenste afleiding zorgen. Op (oude) beeldbuisschermen werd dit voor de kijker afgeschermd. Wanneer het gedeelte in de overscan zichtbaar is, tast dit de beleving aan. Het kan gewenst zijn om dit te maskeren met een zwarte rand. Bij het met zwart maskeren van deze ongewenste gedeelten van het beeld mag nooit het beeld uitgesneden (gecropt) worden, maar moet de oorspronkelijke resolutie bewaard blijven. Het masker moet dus als een bovenlaag op het beeld gelegd worden. Hierdoor ontstaat een rustig beeld zonder dat de beeldinformatie wordt vervormd of de beeldlijnen worden geherdefinieerd (geresampled). Mocht het materiaal toch nog op een originele beeldbuisscherm vertoond worden, is het beter deze aanpassing achterwege te laten. Bij online raadpleegbestanden mag het beeld wel uitgesneden worden omdat hier toch al sprake is van een geschaalde herberekening van de beeldlijnen.

Referenties

  1. Voor de identificatie van dragers en codering kan je gebruik maken van de volgende websites:
  2. Voor meer informatie, zie https://www.itu.int/rec/R-REC-BT.601/en en https://www.itu.int/rec/R-REC-BT.709/en. BT. 709 is voor high definition beeldweergave.
  3. Voor meer informatie, zie https://tech.ebu.ch/docs/r/r103.pdf
  4. Voor een uitgebreid overzicht van de beschikbare containerformaat voor moederbestanden, zie Lorrain, Emanuel, Een beknopte gids voor het kiezen van een digitaal videoformaat voor archiveringsbestanden, PACKED, 2014
  5. Voor meer informatie, zie David Rice en Chris Lacinak, Digital Tape Preservation Strategy: Preserving Data or Video?, AVPreserve, 2009, https://www.avpreserve.com/dvanalyzer/dv-preservation-data-or-video/
  6. Wanneer je de Serial Digital Interface (SDI) uitgang van het DV-afspeeltoestel zou gebruiken, wordt de DV-tape beschouwd als een verouderd videotapeformaat en wordt heel wat metadata weggegooid, de video gedecomprimeerd, en informatie onmogelijk gemaakt over het al dan niet verhullen van fouten door het DV-afspeeltoestel of over de productie van drop-outs.