Publicatie:DIM Casestudie Mule Jenny - MIAT

Uit Cultureel Erfgoed Standaardentoolbox
Naar navigatie springen Naar zoeken springen


Samenvatting


Referentie
Titel DIM Casestudie Mule Jenny - MIAT Gent (Voorkeurstitel)
Locatie
Uitgever
Jaar van uitgave 2016
Rechten CC-BY-SA
Persistent ID


Deze publicatie maakt deel uit van het cultureel ontwikkelingsgericht erfgoedproject Duiken in de Machine

Omschrijving

Spinnen is het rekken en torsen van vezels om ze om te vormen tot draad. Manueel draadspinnen is enorm tijdrovend. De productie van 10 spinners is begin 18de eeuw amper voldoende om één weefgetouw of wever aan het werk te houden. Vooral in Engeland volgen de pogingen en uitvindingen om het spinnen te mechaniseren elkaar in snel tempo op. James Hargreaves ontwerpt tussen 1764 en 1767 de eerste bruikbare spinmachine. Zijn “spinning jenny” (verbastering van “spinning engine”) wordt manueel aangedreven. Maar ze kan tot acht draden tegelijk spinnen. Het “waterframe” of de waterspinmachine van Richard Arkwright uit 1769 is meer geschikt voor het spinnen van dikkere draden. Maar ze kan worden aangesloten op waterkracht. Samuel Crompton (1753-1827) combineert in 1775 de techniek van de “spinning engine” met de techniek van het “waterframe”. Zijn “spinning mule” of “mule jenny” (spinnende muilezel omdat het een kruising is van de twee vorige uitvindingen) kan tot 48 draden tegelijk spinnen. Ze werkt semiautomatisch. Het spinnen gebeurt op waterkracht of de energie van een stoommachine. Voor het opwinden van de gesponnen draad is nog de mankracht van de spinner nodig. De mule jenny van Samule Crompton is een groot succes. De werking van de machine wordt steeds verbeterd. In 1790 zijn er al exemplaren met 150 spillen. Ze kunnen gelijktijdig evenveel draden spinnen. Om de concurrentiële voorsprong te behouden verbiedt de Engelse overheid de export van spinmolens of onderdelen ervan naar het continent. Spinners en techniekers krijgen een uitreisverbod. Wie de overtocht maakt, kan nooit meer terug. Toch slaagt Gentenaar Lieven Bauwens (1769-1822) erin om in 1796 in het Franse Passy zelf mule jennys te construeren. In 1800 start hij een spinnerij in het oude Kartuizerklooster in Gent. Amper een jaar later opent hij een tweede vestiging in het Norbertijnerklooster van Drongen. Ook de Gentse gevangenis of rasphuis vormt Bauwens om tot textielfabriek. Gent wordt een textielstad, het Manchester van het vasteland.

Realisatie

3D laserscanning

Nadat de Themilco Hopplukmachine ingescand was trok RealVisuals ook naar het MIAT in Gent om scans te maken van Mule Jenny. Hier bleek de handscanner een bijzondere troef te zijn omwille van de fijne structuren van de machine. De repeterende elementen zorgden enigszins voor wat verwarring in de software, maar in het eindresultaat kan men toch heel duidelijk de katoengaren op de machine onderscheiden.

Puntenwolk door laserscanning van Mule Jenny

Werken naar een technisch en visueel resultaat

De casestudie van Mule Jenny wordt na de zomervakantie behandeld door de Hogeschool West-Vlaanderen (Howest). Het uittekenen van de onderdelen zal voor de studenten 'Industrieel Product Ontwerpen' een interessante eerste CAD opdracht worden. De docenten bekijken hoe zij MIAT kunnen ondersteunen door een geassembleerd 3D model van Mule Jenny af te leveren.

De afdeling 'Digital Arts & Entertainment' staat in voor het afleveren een visueel resultaat dat de werking van de spinmachine duidelijk maakt. Laatstejaarsstudenten zullen verantwoordelijk gesteld worden om de machine te bestuderen en voorstellen voor de visualisatie te communiceren naar het MIAT. Hierdoor zal een samenwerking tussen student en erfgoedbeheerder ontstaan. De student leert omgaan met het pakket van eisen en wensen van een erfgoedinstelling en de erfgoedinstelling ervaart op welke manier de technologie een museumwerking kan steunen.